Lift-tandwielloze tractiemachine THY-TM-10

De THY-TM-10 tandwielloze synchrone lifttractiemachine met permanente magneet voldoet aan TSG T7007-2016, GB 7588-2003, EN 81-20:2014 Veiligheidsregels voor de constructie en installatie van liften - Liften voor het vervoer van personen en goederen - Deel 20: Personen- en goederenliften en EN 81-50:2014 Veiligheidsregels voor de constructie en installatie van liften - Onderzoeken en beproevingen - Deel 50: Ontwerpregels, berekeningen, onderzoeken en beproevingen van liftcomponenten. De omgeving waar deze tractiemachine wordt gebruikt, is minder dan 1000 meter boven zeeniveau. Voordat de tractiemachine wordt geïnstalleerd, moet de sterkte van het installatieframe en de fundering worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat deze de belasting en kracht van de tractiemachine binnen het werkbereik kunnen weerstaan. Het montageoppervlak van het frame van de tractiemachine moet vlak zijn en de toegestane afwijking mag niet groter zijn dan 0,1 mm. De tractieverhouding is verdeeld in 2:1 en 1:1. 2:1 is geschikt voor een liftbelasting van 1350 kg tot 1600 kg, nominale snelheid 1,0 tot 2,5 m/s; 1:1 is geschikt voor een liftbelasting van 800 kg, nominale snelheid 1,0 tot 2,5 m/s. De aanbevolen hefhoogte van de lift is ≤ 120 meter. Het remmodel dat overeenkomt met de permanente magneet synchrone lifttractiemachine uit de 10-serie is de FZD14.

Basisvereisten voor remfunctie:

① Wanneer de stroomvoorziening van de lift of de stroomvoorziening van het besturingscircuit uitvalt, kan de rem onmiddellijk remmen.

②Wanneer de auto is beladen met 125% van de nominale belasting en op de nominale snelheid rijdt, moet de rem de tractiemachine kunnen stoppen.

③Wanneer de lift normaal draait, moet de rem losgelaten blijven onder voortdurende spanning. Nadat het vrijgavecircuit van de rem is losgekoppeld, moet de lift effectief worden afgeremd zonder extra vertraging.

4 Om de remstroom te onderbreken, moeten ten minste twee onafhankelijke elektrische apparaten worden gebruikt. Wanneer de lift stilstaat en het hoofdcontact van een van de contactors niet geopend is, moet worden voorkomen dat de lift weer gaat draaien, uiterlijk bij een draairichtingsverandering.

5. Een lifttractiemachine die is uitgerust met een handmatig draaiwiel, moet de rem handmatig kunnen loslaten en er moet continu kracht worden uitgeoefend om de rem in de losgelaten stand te houden.